Zutphen in de oorlog

Tijdens de pauze van de lessen Nederlands als tweede taal gaan mijn cursisten en ik altijd gezellig tussen de andere mensen in het dorpshuis zitten.
Vandaag zijn we met velen en we strijken neer aan de grote tafel waar op dat moment maar één andere persoon zit.
Zo zit deze oude man ineens tussen de mensen van over de hele wereld. Hij lijkt zich een beetje verlegen te voelen met de situatie en ik zie dat hij twijfelt of hij ergens anders zal gaan zitten.
Ik zie hier vooral een mooie kans tot verbinden.

 

‘Deze mensen leren Nederlands. We hebben nu even pauze maar blijven gewoon Nederlands praten hoor, dus hopelijk vindt u het gezellig dat we hier zijn komen zitten.’
De oude man kijkt eens naar de bonte verzameling mensen en culturen aan de lange tafel.
‘Ze prat’n beter Nederlands dan ik’, bromt hij in plat Zutphens. ‘Ik bun blij dat ik niet mee hoef te doen, ik vind Nederlands maar een moeilijke taal. Al die regels over d en t. Ik weet dat nog steeds niet. Maar ja. Ik bun dan ook al wel 70 joar van school.’

Als het gesprek overgaat op zijn leeftijd, vertelt hij dat hij van net voor de oorlog is.
Ik leg aan de cursisten die proberen deel te nemen aan dit gesprek kort iets uit over de Tweede Wereldoorlog.
‘Er zijn niet veel mensen meer die daar nog uit eigen ervaring over kunnen vertellen. Maar deze meneer was toen dus een kind.’

Voor de oude man naast me is deze opmerking het startsein om te vertellen.
Hij vertelt over honger en angst. Hij schetst het beeld hoe hij als kleine jongen zijn eigen hond voor zijn ogen doodgeschoten zag worden door een Duitser.
‘Heinemann. De klootzak. Wat heeft die man veel slachtoffers gemaakt. Iedereen was bang voor hem. Hij was ook bij de strijd om de brug, waar die 11 doden zijn gevallen.’
Ik knik alsof ik precies weet over welke strijd hij het heeft en besluit dat thuis meteen even uit te zoeken.
‘Ik heb nog steeds dromen over de bombardementen in oktober. Och meidje, wat ik toen toch gezien heb….. Ik ben ieder jaar nog steeds vreselijk in de war op dat soort dagen. Zo oud en vergeetachtig als ik ben, dit raak ik nooit kwijt. Het wil mijn kop niet uit.’

Hij wendt zich naar de Somalische cursist aan de andere kant van de tafel.
‘Toen de oorlog voorbij was, ben ik een jaar naar Denemarken gestuurd. Ik moest sterker worden en proberen de oorlog te vergeten. Het eerste lukte, het tweede niet. Maar het was fijn dat ik mocht komen, ik was echt welkom daar. Het is goed om elkaar te helpen.
En nu vindt die klootzak met dat witte haar in de politiek dat wij iedereen die hier niet geboren is moeten terugsturen. Dat komt omdat hij er niet bij was. Hij is een verwend kind. Als je een oorlog hebt meegemaakt, mensen als Heinemann hebt gekend en bommen op je huis hebt gehad dan zeg je zulke dingen niet. Nooit!’

Hij lijkt verzonken in zijn eigen herinneringen. Ondertussen is onze pauze voorbij en staan we op om richting ons lokaal te gaan.
‘Bedankt voor dit gesprek meneer’, zegt ‘mijn’ cursist vriendelijk tegen de oude man.

De twee mannen kijken elkaar aan.
Een oude Zutphenees en een veel jongere Somalische man.
Beiden getekend door een leven waarin veiligheid niet vanzelfsprekend is.

‘Bedankt voor het luisteren. Je spreekt goed Nederlands. Je bent hier welkom hoor. Vergeet dat nooit!’

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.