In de les ‘Taal in de buurt’ hadden we vandaag een spontaan gesprek over eten.
Na het beschrijven van verschillende gerechten uit de verschillende landen en werelddelen van mijn cursisten, van borsjtsj tot fufu, gingen we over tot de Nederlandse hapjes.
‘Haring!’ roept de grote, brede, enorm emotionele en vriendelijke man uit een warm land in het zuiden van onze aardbol.
‘Ik heb trauma,’ steekt hij meteen van wal.
‘Ja, het is even wennen he om rauwe vis te eten’, zeg ik. Maar dat is niet wat hij bedoelt.
Met handen en voeten en een prachtig accent dat helaas schrijvend niet na te doen is, vertelt hij.
‘Mijn vrouw en ik Volendam. Was leuk. We deden gekke kleren en grote hoed en maakten foto. Ik zei ‘Ik wil haring.’
Hij kijkt even rond. Het publiek, 8 andere cursisten en ik, hangen aan zijn lippen, zoals altijd als deze man gaat vertellen.
‘Ik heb haring en doe zo naar mijn mond.’
Hij doet alsof hij een haring boven zijn hoofd in de lucht houdt en een hap wil nemen.
‘Mensen roepen ‘Binnen eten! Binnen eten!’ maar ik wil niet. Zon schijnt en buiten is lekker.
Ik neem hap en doet veeeeeeel pijn. Ik doe ogen open, zie groooooote witte vogel met mijn vis en veeeeel bloed.’
In de klas is het stil. Iedereen luistert.
‘Ik moest naar ziekenhuis. Dokter vijf keer met een touw door mijn lip. Ik had drie weken dikke lip en mondkapje. Alleen soep eten. Mijn hoofd kapot en geen haring.’
Hij doet zijn handen voor zich uit met de handpalmen omhoog en kijkt quasi treurig om zich heen.
Er wordt hard gelachen, het verhaal is dan ook té grappig.
‘Dus nu eet je nooit haring meer?’ wil ik weten.
‘Ja. Ik eet wel. Ik eet binnen. Of onder paraplu. Haring is lekker!’
Ik eet zelden haring.
Maar de volgende keer houd ik absoluut de lucht in de gaten.
Zo leren we nog eens wat van elkaar.

Reactie plaatsen
Reacties