Kutkeffertje

Schat, ga jij even met de hond uit terwijl ik hier de boel opruim?’
Net als iedere andere avond als deze vraag hem gesteld wordt, zucht hij diep en moppert hij iets onverstaanbaars in haar richting. ‘Wat zeg je schat?’ klinkt het cynisch uit de keuken.
‘Niks. Ik. Ga. Al!’

Met het pluizige witte kleine hondje op zijn hielen sjokt hij naar buiten.
‘Jij ben toch geen hond? Je lijkt meer op een cavia,’ moppert hij in de richting van het mormel.
Als het aan hem had gelegen hadden ze een échte hond. Een grote gevaarlijk uitziende herder bijvoorbeeld, of een rottweiler. Met zo’n hond naast je dwing je als man tenminste respect af.
Een labrador of golden retriever was ook nog wel oké geweest, die doen het als allemansvriendjes goed bij de vrouwen. Terwijl zo’n vrouw, of het kind dat erbij hoort, dan de hond wil aaien kan hij tenminste een praatje aanknopen. Maar nee hoor. Zijn vrouw wou een lief, klein, aaibaar hondje dat overal mee naartoe kan.
En hij wilde geen ruzie, dus nu zit hij opgescheept met een monstertje dat avonds bij zijn vrouw op schoot ligt en ‘s nachts tussen hen in op bed.

‘Kutkeffertje’ moppert hij in richting van het beestje.
‘Dat hoorde ik!’ roept zijn vrouw hem na.
Hij glimlacht. Dat was ook precies de bedoeling.

Hij ziet de mensen wel kijken op straat.
Hij weet precies wat ze denken: ‘Daar sjokt weer zo’n man met het hondje dat zijn vrouw graag wilde. Heeft thuis vast en zeker niets te vertellen. Dat beest ligt de hele dag bij de vrouw op schoot, maar als het donker is moet de man met dat beest naar buiten.’
En ze hebben nog gelijk ook.
Dus hij moet vooral hard blijven mopperen. Niemand moet denken dat hij dit vrijwillig doet!

Ze maken het gebruikelijke rondje door de wijk. Hij vindt het eigenlijk best fijn om iedere dag een frisse neus te halen na het eten.
Hij ziet de familie Kelder aan tafel zitten, ze eten alweer lasagna. De familie Pietersen heeft bezoek, maar het ziet eruit of het niet erg gezellig is.
Bij mevrouw Pineut staat de tv zo hard dat hij het buiten kan verstaan. Ze begint nu toch wel echt doof te worden hoor, maar ze is dan ook al 86 weet hij.
Op de hoek begint zijn hart iets sneller te kloppen. Zou hij vandaag geluk hebben en weer een glimp opvangen van die prachtige vrouw die hier na haar scheiding is komen wonen? Soms vergeet ze de gordijnen goed dicht te doen, dan blijft hij net iets langer staan om zogenaamd Fluffy te laten plassen.
Twee plasjes en een drol -die hij uiteraard netjes heeft opgeruimd- verder, loopt hij zijn eigen straat weer in.
Het witte mormeltje loopt braaf mee en kijkt hem dankbaar aan.
Snel aait hij haar over het pluizige hoofdje.
‘Ik mag je best wel hoor, maar dat is ons geheimpje! Als het vrouwtje dat weet heb ik niets meer te mopperen, dus het blijft tussen ons.’

‘Voeten vegen Herman!’, roept ze als hij het huis weer binnenkomt. ‘En hang de riem aan het haakje! Heeft ze alles gedaan?’
‘Ze heeft geplast en gepoept. Stom beest. Morgen ga je zelf maar!’

Hij knipoogt naar het witte mormel.
Die lijkt terug te knipogen en springt dan bij het vrouwtje op schoot.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.