Er was een tijd dat ik geen idee had wat er in de wereld gebeurde.
Het leek vaak allemaal zo ver van mijn bed: oorlog, hongersnood en andere ellende.
Natuurlijk hoorde ik het wel, maar het verdween ook net zo snel weer uit mijn gedachten. Ik kon me er gewoonweg niets bij voorstellen, al kan ik echt wel van mezelf zeggen dat ik een enorm gevoelsmens ben.
Sinds ik werk met vluchtelingen is dit compleet veranderd.
Ineens heb ik er beeld bij als ik hoor over vrouwen die hun stem niet meer mogen laten horen op straat. Ik zie de goedlachse vrouw uit Afghanistan die in mijn klas zit voor me en herinner me hoe zij vertelde over haar zus die in Afghanistan woont in een leven dat eigenlijk geen leven is.
Ik zie de kinderen van mijn cursist voor me, die nog met hun moeder in Syrië zijn en in grote angst leven. Sinds hij me een foto liet zien van zijn zwaar gehavende zoon in een ziekenhuisbed, weet ik dat het gevaar in een land als Syrië soms in iedere hoek schuilt en het om échte mensen gaat die daar de dupe van zijn.
Mensen die je zoon of je dochter hadden kunnen zijn.
Als ik hoor over martelingen heb ik daar geen vaag beeld meer bij. Ik denk dan aan de man in mijn klas die overal een grapje van maakt en niets serieus lijkt te nemen, maar me ooit in een open bui vertelde over de tijd dat hij gevangen zat en gemarteld werd. De details over zijn marteling probeer ik vergeten.
Het lukt niet.
Hij draagt de littekens, letterlijk en figuurlijk, voor eeuwig mee en doet zijn uiterste best die zo hard mogelijk weg te lachen.
Vandaag kwam de wereld weer een beetje harder mijn klaslokaal binnen. Het nieuws over de onrust in Aleppo sijpelt misschien vrij rustig onze eigen huiskamers binnen, maar denderde als een kudde wilde olifanten de woningen van mijn Syrische cursisten in.
Ik zag oververmoeide gezichten van mensen die nachten niet hadden geslapen vanwege de onzekerheid rondom familieleden. Sommige blikken bleven de hele ochtend gericht op de telefoon, wachtend op nieuws dat niet kwam.
Één van de mannen vertelde dat hij zijn zus in Aleppo al dagen niet kon bereiken.
‘Ze is op straat met kleine kinderen. Het is koud. Ik weet niet of ze leeft’, vertelde hij met een trieste blik in zijn ogen.
Ik slik. Hij heeft er niets aan als ik hier ga zitten huilen om zijn familie die ik niet eens ken.
Het kost me moeite mijn tranen niet te laten zien.
Wat is de wereld, die ooit ver van mijn bed was, nu vaak akelig dichtbij.
En toch kan ik zeggen dat dat beter is.
Ik kan en wil mijn ogen niet sluiten voor de ellende van een ander.
Het is niet alleen hun wereld. Het is ook de mijne!

Reactie plaatsen
Reacties