Tijdens een avondwandeling in het bos achter Huize de Voorst, komen we langs een man op een bankje. Omdat de man een monoloog aangaat met één van onze honden en deze hond zo’n allemansvriend is dat hij bijna op schoot kruipt, staan we even stil.
De man – een niet heel alledaags figuur met grijs,lang en sluik haar – zegt iets over onze honden en gaat in één adem verder over een kat die hij ooit had.
‘Niemand wilde die kat hebben, want hij zou weglopen als hij het ergens niet naar zijn zin had. Dat doe ik zelf ook altijd, dus ik nam hem mee. Het beest verschool zich drie dagen op zolder en kwam toen op schoot liggen. Ik heb de deur opengezet, maar hij bleef. Als je mensen en dieren vrijlaat, blijven ze bij je.’
Het gesprek gaat over op verstikkende relaties, stellen met dezelfde fietsbroeken en bijpassende fietstassen en partners die alles samen willen doen.
‘Als ik met mijn ex-vrouw naar een museum ging, zagen we elkaar de hele dag niet. Achteraf hadden we heel verschillende dingen gezien en konden we elkaar daarover vertellen. Het is beter voor je relatie. We zijn wel gescheiden. Dat dan weer wel, maar dat is mijn schuld.’
Terwijl ik me afvraag hoe ik het toch voor elkaar krijg om altijd in dit soort bijzondere gesprekken verzeild te raken, zie ik de tekst op het bankje: Vriendenbankje.
Daaronder lees ik een gedicht.
‘Wat een mooi gedicht’, zeg ik al lezend.
‘Ja he? Ik ga dat binnenkort voordragen bij Het leger des Heils. Daar slaap ik. Soms. Niet altijd hoor, ik heb ook een jaar onder een afdak geslapen, maar dat is echt te koud in de winter. Je gelooft het misschien niet, maar in die tijd voelde ik me een rijk man. Ik heb mensen leren kennen die écht weten wat het leven inhoudt. Ik schrijf zelf ook verhalen en gedichten. Eén daarvan is beroemd, het heet ‘De drie bomen’ en wordt veel gebruikt als het over rouwen gaat. Maar ik word er niet rijk van hoor, ik wil geen geld verdienen aan verdrietige mensen.’
Ik weet ondertussen niet zo goed meer of ik alles wat deze man vertelt moet geloven, maar de dingen die hij vertelt zijn zo bijzonder, dat het me eigenlijk niet uitmaakt. Ik houd van mooie verhalen en bijzondere mensen.
Terwijl ik Marcel en de honden wat ongeduldig zie worden, vertelt de man over het Leger des Heils (‘corrupte zooi!’), een boot die hij heeft gekocht voor een schijntje, hoe hij roggebrood met spek kreeg van zigeuners en de schoonheid van het leven als je een beetje buiten de boot durft te vallen.
Naadloos gaat zijn verhaal over in een boek dat hij aan het schrijven is over twee dakloze mensen die hun baby afstaan aan een echtpaar dat zelf geen kinderen kan krijgen.
Ik zie dat hij huilt.
‘Het is bijna klaar, maar het laatste hoofdstuk lukt niet. Hoe kun je zo’n verhaal nou afronden? Dat is gewoon onmogelijk.’
De honden zijn inmiddels aan mijn voeten gaan liggen met een blik van ‘Nou… lekker dan. We dachten dat we zouden wandelen.’
Marcel luistert niet meer zie ik.
Tijd om af te ronden.
‘Ik had als klein kind de wens schrijver te worden. Ik denk dat het leven dat ik leid uit die wens voorkomt. Eigen schuld. Inspiratie genoeg voor een hele boekenplank!’
Hij lacht.
‘Maar ik ben een heel gelukkig mens!’
Als we na een paar afrondende groeten over en weer doorlopen, roept hij ons nog iets na.
‘Willen jullie iets voor me doen?’
Ik draai me om.
‘Willen jullie in alle boekhandels vragen of het nieuwe boek van Evert Landwaard er al is? Ik wil zo graag dat ze staan te springen om mijn boek.’
Hij lacht hard.
Gaan we doen Evert. Beloofd!

Reactie plaatsen
Reacties