Als we oefenen met de geleerde woorden en zinnen van de afgelopen lessen, krijgt hij de vraag “Hoelang ben je in Nederland?”
“Acht maanden”, is zijn antwoord. “Maar 11 jaar weg uit Syrië.”
Dan volgt er een verhaal, in een mengelmoes van Nederlands, Engels en Arabisch. De anderen proberen hem te helpen vertalen waar zij kunnen. Ik begrijp dat hij als jongetje van 13 is gevlucht uit zijn geboorteland. Alleen.
Hij was lang onderweg vertelt hij, is een tijd in Turkije geweest om uiteindelijk de oversteek te wagen. Daarna heeft hij een jaar of 5 in het vluchtelingenkamp op Lesbos gezeten.
Hij vertelt over angst, honger en kou. Zijn vrienden raakte hij kwijt, zijn voeten zijn totaal kapot en dat komt volgens de dokter niet meer goed.
Ik zie hem voor me, als jongetje van een jaar of 16. Zo oud als mijn oudste dochter, zonder familie in een vreemd land.
De anderen in mijn groep knikken en vullen aan, maar kijken hem ook verbaasd aan. Hij was wel héél lang onderweg naar veiligheid en een dak boven zijn hoofd.
“Nu wil ik Nederlands leren en studeren. Ik wil werken!”
Hij weet precies wat hij wil worden: iets met solartechniek, de straatnaam van de school waar hij heen wil kent hij uit zijn hoofd.
“Ik ben veilig“, zegt hij.
“Nu ga ik beginnen!”
Ik ben stil.
Stil van dit verhaal.
Stil van dit doorzettingsvermogen.
Stil van het bewustzijn dat ik hierin iets kan betekenen, al is het maar een klein stukje.
Ik hoop zó dat het hem lukt!
Reactie plaatsen
Reacties