‘Ik heb cadeautje voor mijn vrouw gekocht. Nieuwe stofzuiger. Zij vond niet zo leuk.’
Hij kijkt niet begrijpend om zich heen de klas in, enigszins verwachtingsvol ook, alsof hij verwacht dat wij hem nu gaan uitleggen waarom zijn vrouw niet zo blij was met het cadeau.
Zijn verwachting komt uit, want de vrouwen in mijn klas springen meteen op ‘aan’.
Ze rechten hun rug, trekken hun schouders recht en duwen ‘de dames’ naar voren. Ogen worden groter, neusvleugels trillen licht, kelen worden geschraapt.
In gedachten hoor ik hoeven schrapen en iemand ‘aanvalluuuhhhh’ roepen.

 

‘Niet goed cadeau!’ opent de eerste dappere vrouw de aanval.
‘Zij vrouw. Niet schoonmaakster!’
De andere vrouwen zien dit als startsein om ook hun zegje te doen:
‘Jij moet bloemen kopen!’
‘Jij moet zélf schoonmaken. Koop stofzuiger voor jou.’
‘Koop mooie jurk. Dat is cadeau!’

 

De arme man in kwestie kijkt verbaasd om zich heen. Dit had hij niet aan zien komen.
Hij mompelt nog iets verontschuldigends over ook al iedere zaterdag een bos bloemen meenemen, maar niemand die het hoort.
De mannen in de klas kijken hem meewarig aan, ze lijken vooral blij te zijn dat ze niet in zijn schoenen staan op dit moment.
Eén man probeert te helpen:
‘Stofzuiger niet goed, maar föhn wel?’
‘Ja!’ beamen de vrouwen. Als ze een föhn krijgen zijn ze zeker blij, dat is echt iets anders dan een stofzuiger.
‘Maar allebei apparaten!’, roepen de mannen tegelijk.
‘Is hetzelfde!’

 

De vrouwen kijken naar elkaar.
Hun blik zegt alles: deze mannen begrijpen er niets van.
De mannen kijken naar elkaar.
Hun blik zegt alles: we begrijpen er niets van.

 

Arme mannen.
De volgende keer moeten ze maar weer gewoon een bloemetje meenemen. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.